Iedere ochtend stress, vooral in het weekend. De dagen waarop er weinig structuur is en het eigenlijk de bedoeling is om uit te rusten. Uitrusten geeft stress. Het vraagt om loslaten, terwijl alles wat ik wil controleren is. Houd vast. Strak. Vasthouden aan een strakke planning. Mijn dagen onder controle en iedere stap netjes gezet. Bij iedere stap die ik tel, voel ik ietsje meer rust in mijn lijf. Alsof ik een lange lijst aan ‘To Do’ zaken heb en die iedere dag opnieuw moet afwerken. Ik moet. Ik moet. Ik moet. Geen stap te weinig, liever een stap te veel. Bij regen, wind en weerzin. Bij buikpijn, griep en zonneschijn. Altijd. Checken, controleren, tellen. Tellen tot ik erbij neerval. Stop. Ik sta op en laat de teller erbij neervallen. Tot hier en niet verder.
Heel langzaam sloop die stappenteller erin. Ik wist tot 1,5 jaar geleden niet eens dat het ding op mijn telefoon zat. Ik wist niet eens hoeveel normaal was. “Ach, misschien best fijn om hem aan te zetten, dan weet ik een beetje hoeveel ik beweeg”. Daar ging het mis. Er was geen enkele goede reden om mijn stappen te tellen. Ik bewoog voldoende, leefde gezond en had een bij mijn lichaam passend gewicht. De motivatie zat hem in een probleem, niet in een gezonde geest. De drang naar controle om allerlei andere angsten en gevoelens niet te hoeven voelen, won op verschillende manieren terrein. Met dezelfde snelheid als waarmee ik mijn stappen uitbouwde, werd de stappenteller de hoofdpersoon in mijn kleiner wordende bestaan. Check. Iedere avond √
Niet voldoende? Het mag wat meer zijn. Nog even de hond uitlaten. Een stukje verder dan. Een groter rondje. De temperaturen daalden, de rondjes werden groter. Alles in mijn lichaam bevroor. Het laatste waar ik zin in had was in die kou buiten wandelen. Ik deed het. Ik deed het mijzelf aan, zonder dat te willen. Na iedere wandeling ontstond een gevoel van rust. Alsof ik iedere dag 1000 bergen zand moest verplaatsen en er weer 25 op had zitten. Het was niet leuk. Niet voor mij, niet voor mijn hond, die ik iedere keer achter me aan sleepte. Hij wilde toch wandelen?
“Hij moet nog uit! Ik doe het wel. Hij heeft nog niet zoveel gewandeld. Nee, ook in de regen kan hij best wandelen. Doorlopen!”
Die hond vond het helemaal niet leuk om met mij te wandelen. Snuffelen was geen optie en stilstaan geen moment. Geen gezellige wandeling. Geen moment van ontspanning. Moeten, moeten, moeten. Doorlopen om ergens te komen. Ergens en tegelijk nergens. Even was er rust. Opluchting. Al snel keerde de onrust terug en was het volgende verplichte rondje daar. Check. Zoveel stappen gezet. Nog niet voldoende. Meer. Ik moet meer. Sneller, langer, harder. Het kan altijd beter. Ik kon wel janken. Ik was er zo klaar mee. Alles wat ik wilde was rust. Gewoon even niets moeten. Ik moest iedere dag. Niet alleen die stappen zetten, maar zoveel meer waar ik geen zin in had. Minder eten, meer in huis doen, harder werken….
Met iedere stap die ik zette, deden mijn knieën meer pijn. Ik kreeg last van mijn rug en mijn menstruatie stopte. Voldoende signalen om te snappen dat waar ik mee bezig was, niet gezond was. Ik moest door. Opgeven was voor de zwakken. Minder lopen was voor mislukkelingen. Liever voor mijzelf zijn was het begin van het einde. Ik wist wel dat dit niet klopte, maar mijn hersenen delvden door de ondervoeding het onderspit. En dooooooor…. Geen keuze. Resistance is futile. Als een voorgeprogrammeerde computer deed ik wat ik moest doen. Soms huilde ik, omdat ik niet meer kon.
“Je doet dit jezelf aan hoor. Van mij hoef je niet zoveel te wandelen. Jij wil steeds met de hond wandelen. Jij kiest ervoor om zo’n grote wandeling te maken. Dat is helemaal niet nodig. Logisch dat je last krijgt van je knieën.”
Ik kreeg de schuld. Soms. Deed ik mezelf dit aan? Ja, ergens wel, maar niet met opzet. Het was een soort dwang die ik niet kon weerstaan. Ik kende dit niet van mijzelf. Had dit nog nooit eerder in deze mate ervaren. Vreselijk. Niet gehoorzamen voelde als van een hoge flat aflopen. BAM. In het diepe. Paniek, angst tot in het extreme. Ik kón niet anders. Ik wilde helemaal niet zoveel wandelen. Ik had er geen zin in. Waarom begreep niemand dat? Waarom dachten al die mensen dat ík graag wilde wandelen. Het was de eetstoornis in mij die dit wilde, niet ik. Eenzaamheid. Schuldgevoelens. Weg, ga weg. Lopen. Nog meer stappen…
Afbouwen. Het moet, wil ik veranderen. Ik kan blijven lullen. Oorzaken zoeken. Redenen bedenken om het niet te doen. Uitstellen. Ik bereik er niets mee. Net zo niets als iedere dag die nutteloze rondjes naar nergens. Het nergens van een eetstoornis. Hoe verder de wandeling, hoe kleiner mijn wereld. Maximaal zoveel stappen. Nee, niet stiekem er nét iets overheen. Ja, liever wel. Niet nét eronder, dat voelt als mislukking, zwakte. Geen controle. Precies. Check. Iedere dag opnieuw.
“En nu is het genoeg. Nu wandel ik niet met jou verder. Wandelen met een eetstoornis is geen wandelen.”
Wandelen met een eetstoornis is stappen zetten naar nergens. Verplicht. Niet voor de ontspanning, niet omdat het fijn is. Het moet. Ik leef niet meer voor jou! Ik wandel niet meer voor jou. Vanaf die dag, Dinsdag 17 april, wandel ik alleen, met mezelf, met mijn vriendin of met mijn hond. Ik kijk om me heen. Ik zie de wereld. Even wennen. Geen haast. Ik zie jou naast me. Ik hoef nergens heen. Gewoon hier zijn. Zonder moeten, naar morgen. Zonder stappen en toch vooruit. Gewoon, omdat het goed is. Het is oké.
Eerst wat ongemak, maar de rust keert weder. Langzaam. Kleine stapjes zonder te tellen vooruit. Wat is het fijn om weer langzaam mijzelf te zijn. Wat een rust en ruimte. Meer mildheid richting mijzelf en positiviteit. Ruimte voor een ander, voor aandacht en liefde. Het leven kan je niet tellen. Leven zonder een eetstoornis geeft je ontelbare vrijheid.
Geef een reactie