In eerste instantie had ik een heel zichtbare eetstoornis. Met mijn ondergewicht en schichtig gedrag rondom eten kon je er niet echt om heen dat ik anorexia had. Hiervoor was ik in therapie en uiteindelijk kwam ik ook weer aan, maar echt goed met me ging het niet. Ik kreeg steeds meer last van eetbuien en sloeg door naar de andere kant. Een tijd lang heb ik last gehad van BED wat later weer overging in boulimia. In het begin deelde ik hier nog wel veel over met mensen, maar op gegeven moment had ik geen zin meer om erover te praten. “Ja, het gaat echt goed met eten nu.” zei ik. “Zo veel beter.” Dit, terwijl het eigenlijk helemaal niet goed met me ging.
Ik zag er gewoon gezond uit, ik kon normaal eten waar mensen bij waren en voelde me over het algemeen best oké. Het was helemaal niet zo moeilijk te verbergen dat ik nogsteeds wel last had van mijn eetstoornis. Alleen tegen m’n ouders en mensen die echt dicht bij me stonden vertelde ik nog wel eens hoe het ging, maar ook dit stopte op gegeven moment. Ik was het zo zat om te vertellen dat het weer niet was gelukt. Ik voelde me zo’n zeurpiet als het weer niet was gelukt. Altijd hetzelfde liedje. Als niemand het door zou hebben, zou het toch niet uitmaken dat ik het niet vertelde? Het leek immers slechts het laatste stukje eetstoornis te zijn wat ik nog moest overwinnen. Ik zou het allemaal zelf wel oplossen en niemand hoefde er verder nog last van te hebben. Zo ernstig is het toch allemaal niet? Het komt vast vanzelf wel goed, ik moet me gewoon niet zo aanstellen.
Echter kwam het helemaal niet vanzelf wel goed. Ik kon gewoon mijn vrolijke zelf zijn, maar zodra ik thuis kwam, trok ik de keukenkasten open en begonnen de eetbuien, het braken, de schaamte en de zelfhaat. Ik eindigde de dag huilend in m’n bed. Niemand mocht hiervan weten. De volgende dag stond ik verdrietig op, maar zodra ik de deur uit ging, toverde ik een lach op mijn gezicht en begon het hele verhaal weer opnieuw. Op dit moment woonde ik samen met een huisgenootje. Ik verzon de raarste dingen om mijn geheim te kunnen bewaren. Hij moet wel iets door hebben gehad. Vieze wc’s, verstopte doucheputjes, hoeveelheden eten die zomaar verdwenen… maar of hij echt z’n vinger er op kon leggen, dat weet ik nog altijd niet. De weinige keren dat ik hem op de gang tegenkwam, begroette ik hem vrolijk en maakten we een praatje. Het was ook echt niet zo dat ik me de hele tijd rot voelde. Mijn vrolijke, geïnteresseerde houding was vaak genoeg oprecht. Irene? Nee, die is zo vrolijk, actief, slim en ondernemend… Daar zit niks achter. Of toch wel?
Vaak lees ik op het forum dat mensen twijfelen of ze wel echt een eetstoornis hebben. Ze gaan naar school, werken, sporten, hebben vrienden, doen daar leuke dingen mee en kunnen daar ook oprecht van genieten. Dan kan het toch allemaal niet zo erg zijn? Deze vraag heb ik mijzelf ook altijd gesteld. Ik had niet echt meer een eetstoornis als diagnose, daarvoor waren de eetbuien niet regelmatig genoeg. Had ik dan een eetprobleem in plaats van een eetstoornis? Wanneer is het dan een probleem en is dat bij mij het geval? Ik begon zo te twijfelen aan mijn situatie dat ik geen stappen ondernam er iets aan te doen. Dat kwam mijn eetstoornis, of eetprobleem, maar al te goed uit. Door mijn probleem niet onder ogen te komen kon ik er ook niet echt iets aan doen.
Wanneer je een eetstoornis hebt is het vaak moeilijk om zelf te zien hoe erg het is. Wanneer je eetproblemen hebt, maar niet per se de diagnose eetstoornis kan het zelfs extra lastig zijn je situatie serieus te nemen. Je voelt wel wel oké, toch? Maar voel je je écht oké? Of voel je je alleen oké als je even afgeleid bent van je eetproblemen? Breken je eetproblemen je langzaam op? Voel je je regelmatig gespannen, gestresst of verdrietig rondom eten? Leef jij je leven of word je geleefd? Hoe veel energie kosten de gedachten rondom eten jou? Houd je oprecht van jezelf? Ik dacht dat het niet zo erg was, maar als ik heel eerlijk deze vragen had moeten beantwoorden, ging het helemaal niet goed met me. Ook bleef ik lichamelijke klachten houden van de stress en van het braken. Ik werd geteisterd door onrust en nachtmerries, was snel moe of buiten adem en had veel last van mijn keel en tanden.
Dat ik lange tijd niet volledig afstand kon doen van mijn eetstoornis, na alles wat ik er over had geleerd, voelde zwak. Het voelde niet meer als een mentale stoornis. Het voelde niet meer als echt ziek zijn. Ik dacht gewoon niet genoeg wilskracht te hebben hier van af te komen. Het voelde zielig hier alwéér hulp voor te zoeken. Ze zien me al aankomen.
Leven met een eetstoornis is verschrikkelijk, maar het gaf me ook nog een beetje het gevoel van controle. Ik functioneerde verder toch prima? Wat maakt het dan uit? Op korte termijn kon ik rust vinden in mijn eetbuien, maar op de lange termijn deed het meer schade dan dat het goed deed. Ergens was er ook een stukje in mij dat bang was de eetstoornis los te laten. Bang dat een leven zonder eetstoornis te veel zou zijn voor mij. Bang dat ik nooit meer die rust zou kunnen vinden. Bang dat ik me er niet goed bij zou voelen. Het hielp mij om met mezelf te afspraak te maken dat ik het toch moest proberen en dat, wanneer ik het niks vond, ik altijd nog terug kon naar mijn eetstoornis. Echter, nu ik hersteld ben, zou ik dat niet meer willen en ik denk dat, wanneer jij hersteld bent, je dat ook niet meer wilt.
Eetstoornissen en eetproblemen kunnen iedereen overkomen en bestaan in heel veel verschillende vormen. Wanneer iets jou ongelukkig maakt, dan mag je daar hulp voor zoeken, dat verdien je. Je verdient een leven vrij van constante gedachten over eten en jouw lichaam. Soms heb ik het gevoel dat ik een beetje in herhaling val wanneer ik dit zeg, maar ik kan het gewoon niet vaak genoeg benadrukken, omdat ik weet hoe zeer je jezelf er tekort mee kan doen. Dus zet die stap om hulp te zoeken. Al denk je dat het niet erg is, al weet je niet zeker of je het wel wilt. Je kan er altijd weer mee stoppen. Je kan altijd terug, maar ik verzeker je, het is het waard.
Liefs, Irene
♥
Geef een reactie