Het is één van de eerste dingen die gevraagd worden bij de geboorte van een kind: “Is het een jongen of een meisje?” Het antwoord op die vraag schept verwachtingen bij de mensen om het kind heen. Maar wat nu als die verwachtingen niet kloppen bij wie het kind uiteindelijk is? Wat als het kind waarvan werd gezegd “Gefeliciteerd, het is een meisje”, zich eigenlijk jongen voelt of thuis komt met haar prinses op het witte paard?
Wanneer je erachter komt dat jouw geaardheid en/of genderidentiteit niet (helemaal) overeenkomt met dat van de meeste mensen, kan dat behoorlijk verwarrend zijn. Zo kan je eerste echte verliefdheid naast blijheid, ook minder leuke gevoelens zoals angst, boosheid of schaamte oproepen. Wanneer je genderidentiteit niet (helemaal) overeenkomt met je biologische geslacht, kan het een beangstigend idee zijn om in de puberteit te komen.
Los van deze innerlijke strijd, kan het zo zijn dat je omgeving niet zo enthousiast reageert als je graag zou willen of kun je te maken krijgen met ronduit negatieve reacties of discriminatie vanwege jouw geaardheid en/of genderidentiteit. Uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau dit jaar (SCP, 2015) bleek dat de helft van de openlijk homoseksuele jongeren in het afgelopen jaar negatieve reacties heeft gehad op hun seksuele oriëntatie.
LGBT (een verzamelnaam voor lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen) jongeren hebben vaker psychische klachten dan heteroseksuele cisgenders. Het onderzoek van het SCP liet zien dat homoseksuele jongeren een vijfmaal zo grote kans hebben op het plegen van zelfmoord als hun heteroseksuele leeftijdsgenoten.
Uit een recent onderzoek (Diemer et al., 2015) bleek dat LGBT studenten in het algemeen een groter risico hebben op eetstoornissen. In dit onderzoek werden vragenlijsten afgenomen bij 289.024 Amerikaanse studenten, waarbij onder andere werd gevraagd naar lijnen, braken en gebruik van laxeermiddelen in de afgelopen 30 dagen en het afgelopen jaar. Heteroseksuele cisgender vrouwen werden hierbij gekozen als referentiegroep en er werd gecorrigeerd voor beïnvloedende factoren als leeftijd, ras, roken en stress. 5.977 mannen en 9.445 vrouwen beschouwden zichzelf als homo- of biseksueel, 1.662 mannen en 3.395 vrouwen gaven aan onzeker te zijn over hun seksuele geaardheid. 479 studenten beschouwden zichzelf als transgender.
Het onderzoek liet zien dat homo- en biseksuele mannen een ongeveer even groot risico hebben op het ontwikkelen van eetgestoord gedrag als heteroseksuele vrouwen. Lesbische vrouwen hebben daarentegen een iets kleiner risico op het ontwikkelen van een eetstoornis. Studenten die aangaven te twijfelen over hun geaardheid, hadden het grootste risico op het ontwikkelen van een eetstoornis. Zij rapporteerden gemiddeld 1,5 keer zo vaak eetgestoord gedrag.
Studenten die zich als transgender beschouwen, blijken een 4,5 keer zo groot risico te hebben op eetgestoord gedrag als heteroseksuele vrouwen. Een mogelijke verklaring is de wens om de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken zoals borstgroei, menstruatie, baardgroei, et cetera te onderdrukken. Een andere mogelijkheid is dat transgenders vaker te maken krijgen met negatieve reacties en stress, waardoor ze vaker een extreme manier van coping (zoals te veel of te weinig eten) ontwikkelen.
Bovengenoemde studie ligt grotendeels in de lijn van uitkomsten van eerdere onderzoeken, waarbij werd gevonden dat LGBT’s een groter risico hebben op het ontwikkelen van een eetstoornis. Daarom is er vanavond tussen 19.00 en 21.00 uur een themachat over dit onderwerp. Tijdens deze themachat is iedereen welkom; of je nu wel of geen eetstoornis hebt en of je nu homo, bi, hetero, transgender of nog iets anders bent.
Bron 1: Jongeren en seksuele oriëntatie – Sociaal Cultureel Planbureau, 2015.
Bron 2: Gender identity, sexual orientation, and eating-related pathology in a national sample of college students– Diemer et al., 2015.
Geef een reactie