Bijna iedereen zou graag gezond willen zijn en veel mensen zijn bereid om dingen te veranderen om gezonder te worden. Gezond leven is iets dat we vaak als iets positiefs zien en wat we aanmoedigen. Toch zijn er ook mensen voor wie die gezonde levensstijl uiteindelijk ongezonde bijwerkingen heeft voor hun gezondheid. Gezond eten of veel bewegen kan dan een obsessie worden. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor het lichaam, bijvoorbeeld omdat iemand tekorten kan krijgen aan voedingsstoffen of overtraind kan raken. Ook kan dit negatieve psychische of sociale gevolgen hebben, doordat iemand soms alleen nog maar kan denken aan gezond leven, sociale situaties uit de weg gaat omdat hij of zij liever gaat sporten, of situaties vermijdt waarin hij of zij misschien iets ongezonds zou moeten eten.
Het is soms lastig om te bepalen wanneer gezond leven nu een goede zaak is en wanneer iemand daar in is doorgeschoten. Zelf heb ik een eetstoornis gehad waarbij ik periodes heb doorgemaakt waar gezond eten en veel sporten echt een obsessie voor mij waren. Ik werd hierdoor beperkt in mijn functioneren op school en in mijn sociale functioneren. Nu heb ik geen eetstoornis meer, maar leef ik nog steeds gezond en sport ik graag. Waar ligt dan die grens?
Voor mij is het belangrijkste kernpunt dat, tijdens mijn eetstoornis, de kwaliteit van mijn eten de kwaliteit van mijn leven bepaalde. Als ik iets ongezonds had gegeten kon dit mijn dag verpesten en als ik mijn zelfopgestelde beweegeisen niet haalde kon dit zelfs mijn week verpesten. Als ik niet aan mijn eisen voldeed voelde ik mij teleurgesteld en naar. Gezond leven werd voor mij zo belangrijk dat ik erg ver ging om die eisen te halen. Zo plande ik mijn leven om het sporten heen of ging ik sociale situaties uit de weg. Natuurlijk kun je eens later op een verjaardag komen omdat je daarvoor een training hebt. Of kun je een etentje met een goede vriendin die je bijna dagelijks spreekt, verzetten naar een avond waarop jullie allebei kunnen en waar je geen training gepland hebt. Wanneer je echter je sport niet opzij kunt zetten voor belangrijke gelegenheden, of je je héél schuldig voelt wanneer je dit doet, kun je je afvragen of je sociale functioneren nog wel is zoals je zou willen. Ook wanneer je niet naar (sociale) gelegenheden gaat omdat je bang bent dat je daar gedwongen wordt ongezonde dingen te eten, of als je je op school of werk niet goed kunt concentreren doordat je zoveel over gezond eten of leven nadenkt, zouden de alarmbellen af moeten gaan. Dit zijn tekenen dat je levenswijze je functioneren beïnvloedt.
Iets anders wat mij hielp om de grens te trekken tussen ‘gezond gezond gedrag’ en ‘ongezond gezond gedrag’ was het leren over intrinsieke en extrinsieke motivatie. Motivatie is intrinsiek als je iets doet omdat het je rechtstreeks een gevoel van plezier geeft. Extrinsieke motivatie zijn redenen om iets te doen die niet rechtstreeks tot een gevoel van plezier leiden. Een duidelijk voorbeeld is iets doen omdat je daarvoor een beloning in de vorm van bijv. geld zal krijgen. Minder duidelijke voorbeelden zijn de volgende: iets doen omdat je vindt dat dat bij jouw (gewenste) identiteit past, iets doen omdat je denkt dat dat reflecteert wie jij bent, iets doen omdat je denkt dat andere mensen je af zullen keuren als je dit niet zal doen of iets doen omdat het je helpt een ander doel te bereiken. Indirect kunnen deze zaken wel tot een goed gevoel leiden, maar het plezier-onderdeel van het uitvoeren zelf ontbreekt dan. Ik leerde dat het niet erg is als je motivatie deels extrinsiek is, maar dat je gezonde gedrag eigenlijk ‘ongezond gezond gedrag’ is als je motivatie alleen nog maar extrinsiek is. Het is belangrijk om plezier in het bewegen te houden of om je eten lekker te blijven vinden. Je motivatie zou altijd voor een deel intrinsiek moeten zijn.
Bovenstaande gaat vooral over het ontdekken van een grens tussen gezond en ongezond omgaan met een gezonde levensstijl. Een ongezonde focus op gezond leven kan veel gevolgen hebben. Een aantal zijn hierboven al beschreven, zoals negatieve gevolgen in je sociale functioneren of het functioneren op je werk of school. Daarnaast kan het schrappen van elementen uit je voeding leiden tot tekorten en ondervoeding. Overmatig sporten kan leiden tot overbelastingsblessures. Sommige vrouwen krijgen last van de zogenaamde ‘female athlete triad’ waarbij de combinatie van een (relatief) weinig eten en veel sporten leidt tot ondervoeding, menstruatiestoornissen en botontkalking. Zelf kreeg ik daarbij veel last van eetbuien omdat ik mezelf zoveel voedingsmiddelen verbood. Deze konden dan een buitensporig effect hebben op mijn stemming, omdat die eetbuien bestonden uit eten dat ik ‘slecht’ vond. Ik ging erg zwart-wit naar de wereld kijken: eten was goed of slecht en één misstap op gebied van sport of eten kon mijn hele dag of week verpesten. Ik zag geen grijs gebied en voelde mij vaak erg depressief en teleurgesteld in mijzelf.
Anderen leken mijn gedrag daarentegen vaak aan te moedigen. Mensen vonden het knap dat ik zo ‘gezond’ leefde en at, of dat ik vaak sportte. Dit versterkte soms mijn gedachten dat ik geen probleem had en dat ik zelfs goed bezig was. Dit terwijl ik best wel wist dat ik niet (meer) goed bezig was. Het duurde erg lang voordat ik daar mee om kon gaan en daar mijn eigen verantwoordelijkheden in nam.
Daarnaast maakte ik mij ook steeds vaker druk over de opvattingen over gezondheid die andere mensen hadden. Vooral tijdens mijn herstelfase vond ik dit ontzettend lastig. Als ik naar een verjaardag ging vond ik het erg moeilijk om te horen wanneer iemand anders bijvoorbeeld had besloten een dieet zonder koolhydraten te eten. Ik vond zelf dat koolhydraten wel pasten binnen mijn gezonde levensstijl. Zo’n opmerking deed mij dan erg twijfelen over mijzelf. Op het internet en social media zag ik ook wel eens artikelen voorbij komen van dieetgoeroes die van alles beweerden over gezondheid. Ik wist niet hoe ik dit kon vermijden of hoe ik kon zorgen dat het mij minder raakte om zulke dingen te lezen of te horen. Het terugkeren in het sociale leven was juist belangrijk en ik moest leren om met dergelijke triggers om te gaan.
Herstel van zo’n eetstoornis of obsessie is voor iedereen anders. Soms is het lastig om doelen te stellen in een behandeling. Ik wilde bijvoorbeeld niet leren om bepaalde producten weer te eten of om minder dan x keer per week te sporten omdat ik er heftig van overtuigd was dat ik dan niet meer gezond zou zijn en dat dat (direct) negatieve gevolgen zou hebben. Ik wilde vooral van mijn eetbuien af – maar eigenlijk hield dat doel in dat ik juist nog dieper in die eetstoornis zou raken. Dit leren inzien was een van de belangrijkste dingen van mijn herstel. Toch volgden daarop ook nog veel moeilijke dingen, zoals vooral het ‘doen’ en het aangaan van uitdagingen of doelen. Achteraf ben ik blij dat ik dit heb gedaan en dat ik nu een balans heb gevonden tussen gezond leven en ‘minder gezond leven’. Ik ervaar nu dat ik niet enkel ‘gezond’ hoef te doen om mij gezond te voelen en heb geleerd dat dingen niet perse gezond of ongezond hoeven te zijn. Ik kijk minder zwart-wit naar de wereld en kan zie ‘misstappen’ niet meer als misstap of fout.
Toch was dat een lange weg en was het ‘gewoon doen‘ echt niet zo ‘gewoon’ maar heel lastig. Het kan daarom waardevol zijn om met anderen te praten die soortgelijke dingen meemaken. Van elkaar kan je soms leren hoe je omgaat met dingen als triggers, zwart-wit denken, complimenten die je eetstoornis stimuleren, met doelen stellen, met sociale situaties, of je weer plezier in sporten terug zou kunnen krijgen en hoe, inzien of en hoe je levensstijl je leven en functioneren beïnvloedt, of leren inzien wat nu eigenlijk je motivatie is om zo gezond te willen leven. Vanavond zal er daarom een themachat zijn waar we met elkaar over deze of andere zaken kunnen praten. Je bent van harte welkom tussen 19.00 en 21.00 uur.
Fotografie: Yana Lyandres
Geef een reactie