Ik word wakker van de wekker en het licht dat langs mijn gordijn precies over mijn gezicht valt. Vogels fluiten, auto’s en trams rijden voorbij en moeders lopen gehaast met hun kinderen door de straat. Vanuit mijn bed zie ik precies de straat onder mij en overzie ik de levendige Amsterdamse straatjes. Ik blijf even luisteren naar de stad die ontwaakt op een maandag ochtend. De stad met haar mensen die hun dagelijkse routine met een lach volgen, de fiets op springen en vol goede moed de nieuwe week met nieuwe kansen en nieuwe doelen beginnen.
Heel even beeld ik me in dat ik een van hen ben, zorgeloos en vol energie. Maar ik blijf liggen, ik verroer me niet. In plaats van op te staan, sluit ik mijn ogen en bid ik zachtjes om nog even te mogen slapen. Om zo niks te hoeven voelen, want dat wil ik niet. Het liefst zou ik het uitzetten, dat nadenken, die emoties, de onzekerheid die ik voel en de walging van mezelf.
Ik probeer de donkere gedachten uit mijn hoofd te zetten en stap uit bed. Dat donkere gevoel onder in mijn maag probeer ik te negeren. ‘Positief denken, elke ochtend een doel stellen, planning maken en doorgaan’ zeg ik tegen mezelf. Zo boks ik het toch al zes jaar voor elkaar. Zes jaar met een eetstoornis en ik leef nog steeds. Ik open de gordijnen zet een fijn muziekje aan en ga in het raamkozijn zitten. Ik kijk naar buiten en probeer te genieten van de rust die de ochtend brengt. Een nieuwe week om met een schone lei te beginnen. Vandaag begin ik weer opnieuw.
Ik open het raam en een vlaagje frisse herfstwind blaast in mijn gezicht. Met een kop koffie en een sigaret zit ik daar voor 15 minuutjes. Even denken aan niks doet me goed, gewoon zitten en nergens op focussen. Ik kijk op mijn mobiel en open mijn berichtjes en agenda. Fijn, zoveel lieve vrienden die aan me denken. Lachend lees ik de appjes terug die in de groepschat zijn gestuurd.
Maar daarna begint het, een angstig gevoel bekruipt me het komt langzaam vanaf mijn onderbuik naar boven gekropen. Ik probeer het weg te ademen maar de druk op mijn borst blijft. Ik kijk naar het schema vandaag en probeer te bedenken wat ik vandaag zal eten.
Wat zal ik doen? Wel ontbijten, niet ontbijten? Ik kijk op de klok en zie dat ik nog twintig minuten heb voor ik vertrek naar college. Twintig minuten, dat is kort. Ik had mezelf voorgenomen om vanaf vandaag elke dag te gaan ontbijten, heb ik daar nu wel tijd voor? Ik haast me naar de badkamer doe mijn make-up, poets mijn tanden. Ik loop terug naar mijn kamer en kijk naar de kleding die op een hoop gekreukeld op de bank ligt. Tien seconden blijf ik ernaar staren en een bedroefd gevoel overvalt me.
De verfrommelde kleding ligt er zoals ik het gister heb neergegooid uit woede en frustratie. Mijn favoriete kleding die ik gister huilend voor de spiegel heb gepast ligt verwaarloosd op een hoopje. Het stond niet meer mooi, ik ben er te vol voor. Bijna had ik overwogen het weg te gooien. Maar dat slaat nergens op als je bedenkt dat de helft nog niet eens twee maanden geleden gekocht is. ‘Komt wel goed, die pas je binnenkort weer als je je best doet.’ fluistert de stem in mijn hoofd.
Ik kijk op mijn mobiel. Nog tien minuten voordat ik weg moet. Ik trek snel een panty aan, een losse jurk en de grootste wollen trui die ik kan vinden. Lijk ik zo slanker? Ik besluit van wel, dat stelt me gerust en de onrust neemt iets af. ‘Je kunt nog terug naar je oude lichaam, je kunt al je mooie kleding weer aan en jezelf goed voelen, bewonderd worden en stralen’ klinkt het in mijn hoofd. Ik word rustiger ik hou van deze stem, ik omarm haar, ik hou van haar. Ze stelt me gerust, alles zal goed komen.
Nog twee minuten. Ik besluit niet te ontbijten.
Op de universiteit aangekomen zet ik mijn masker op, ik lach mee, discussieer mee en voel me de persoon die ik van binnen had willen zijn. Maar vanbinnen heerst de leegte, de eenzaamheid, de angst en het verloren gevoel.
Na 12en begint mijn maag langzaam geluiden te maken, de eerste helft van het college is geweest en ik loop met een paar studiegenoten snel mee naar de kantine. Wel eten? Niet eten? De twijfel slaat opnieuw toe. ‘Hou het nog uit tot 1 uur, na het college dan heb je de helft van de dag al gehad. Hoef je die trui ook niet meer aan maar kun je binnen no time weer in dat maatje 32.’ Ik besluit een zwarte koffie te nemen en rook een sigaret mee met mijn studiegenoten tijdens de pauze.
‘Wat zie je er goed uit Annemieke, je hebt volgens mij heb je zo’n fijne vakantie gehad. Het heeft je goed gedaan. Ook weer lekker wat aangekomen, ik zie dat het beter met je gaat. Je straalt weer.’. Mijn studiegenoot kijkt me blij aan en geeft me een klop op mijn schouder. Even voel ik een gevoel van trots, van waardering voor mezelf maar dat duurt kort want daarna wordt ik overvallen door een gevoel van walging. Mijn maag keert zich om en ik voel de angst toeslaan. ‘Dik ben je en iedereen ziet het, schaam je.’ zegt de stem in mijn hoofd tegen me. Het liefst zou ik naar de sportschool rennen, het eraf trainen en niet meer naar de universiteit gaan tot ik weer mijn oude gewicht heb. Maar in plaats daarvan houd ik mijn masker voor. ‘Dankjewel, ik voel me zo veel beter nu! Ik heb ook zoveel energie weer!’ zeg ik hem met een lach.
We lopen weer naar binnen voor de tweede helft van het college. Daar kan ik mijn gedachten er niet meer bijhouden. Ik voel me onrustig. Hoe kom ik van deze onrust af? Ik besluit een eetschema te maken. Als ik me hieraan hou val ik af, dat weet ik.
Ik voel me moe, ongelukkig en lusteloos en vraag me af wanneer ik weer naar huis kan. Om vier uur fiets ik langzaam richting huis. ‘Goedzo, al bijna xxx gefietst dat maakt die lunch van net wel weer deels goed’. Ik haat de stem, ik wil los van haar, ik wil vrij zijn, kunnen genieten. Maar zonder haar weet ik niet wat ik moet. Ze is mijn vriendin, al 6 jaar. En zo’n lange close vriendschap verbreek je niet.
Thuis aangekomen ben ik moe, ik ga op bed liggen en kijk op de klok. Vijf uur. Zal ik nog naar de sportschool gaan? Heb ik tenminste nog wat nuttigs gedaan vandaag. Maar wat maakt het ook uit, als ik ’s avonds niks eet, dan hoef ik nu ook niet te sporten.
Ik kijk naar het hoopje kleding op de bank. ‘Het was een goede dag, straks ben je weer gelukkig en kun je weer stralen in die kleding’ fluistert mijn vriendin. Er valt een rust over me heen. Ja het was een goede dag, nog even doorzetten en ik ben weer gelukkig. Mijn maag knort, ik heb het koud ik sla een deken om me heen en sluit mijn ogen.
Ik schrik wakker van mijn mobiel. Twee gemiste oproepen en 3 berichtjes. ‘Ga je zo mee eten?’ ‘Waar ben je, kom naar waterkant iedereen is er!’ ‘Miek waar zit jeeeee??? KOM!’
Ergens wil ik gaan, heel graag zelfs. Maar ik ben moe en voel me lusteloos. Misschien moet ik er toch heen fietsen, verbrand ik weer wat calorieën. Ik twijfel even stap mijn bed uit en kijk in de spiegel. Nee, waar vrienden zijn is eten en veel hebben ze toch niet aan mijn gezelschap nu. Ik zet mijn mobiel op vliegtuigstand, trek mijn kleren uit en ga weer in bed liggen. Daar val ik na vijf uur liggen peinzen in slaap.
De volgende ochtend app ik terug. ‘He shit sorry jongens, mobiel viel uit!’ ‘Volgende keer ben ik er zeker bij!’ Ik stap uit bed en open mijn gordijnen. Ik kijk op de klok, ik heb nog een uur. De zenuwen slaan toe. Wel ontbijten? Niet ontbijten? Het hoopje kleding ligt nog altijd op de bank.
Geef een reactie