Je leest het overal, voldoende variëren met je eten is belangrijk. Maar waarom is dat dan zo belangrijk? Je kan toch ook iedere dag hetzelfde eten? Het gaat toch om de energie die je binnen krijgt?
Voor een deel klopt dit wel. Je hebt op een dag een bepaalde hoeveelheid energie nodig. Met deze energie kan je lichaam z’n belangrijke lichaamsprocessen uitvoeren en zorgt het ervoor dat je voldoende energie hebt om daarnaast ook nog te bewegen. Maar je lichaam heeft naast energie ook behoefte aan voldoende bouwstoffen en niet ieder voedingsmiddel levert dezelfde bouwstoffen. Een glas melk levert weer hele andere bouwstoffen dan een aardappel. Welke bouwstoffen heb je dan nodig?
Globaal gezegd zijn er 3 soorten bouwstoffen, eiwitten, vetten en koolhydraten. Daarnaast heb je nog vitamines en mineralen. Een glas melk levert voornamelijk eiwitten en het het mineraal calcium. Maar er zit ook een klein beetje melksuiker in en een beetje vet. Brood bijvoorbeeld levert weer voornamelijk koolhydraten en B-vitamines en jodium. In geval van nood kan je lichaam wel suikers maken (koolhydraten). Dit kan het lichaam omdat dit de belangrijkste brandstof is voor je hersenen. Maar andere bouwstoffen zoals essentiële eiwitten en vetten kan het lichaam niet zelf maken. Deze moet je lichaam halen uit je voeding. En waar zitten deze bouwstoffen dan in?
Een eitje bijvoorbeeld levert weer hele belangrijke eiwitten en margarine/ halvarine en vis leveren weer belangrijke vetzuren. Dus stel je eet alleen maar groente, dan zou dat dus net zo ongezond zijn als je alleen maar melk zou drinken. Zo mis je altijd iets in je voeding.
Maar er is nog een belangrijke reden waarom je het beste kan variëren. Sommige bouwstoffen beïnvloeden de opname van elkaar. Dat kan zowel positief zijn als negatief. Een bekende is vitamine C; deze bevordert de opname van ijzer uit brood voor je lichaam. Daarom is het een bekend advies om een glaasje sinaasappelsap naast je boterhammen te nemen. En calcium benadeelt weer de opname van ijzer. Maar zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen. Want wist je bijvoorbeeld dat vitamine D de opname van calcium weer bevordert. Daarom is het onder andere zo belangrijk om boter op je boterham te doen omdat hier vitamine D inzit.
Leren variëren
Maar ja, nou praten we hier wel zo makkelijk over. Maar stel je hebt een eetstoornis en je vindt het heel eng om te variëren. Je eet het liefste iedere dag hetzelfde. Wat dan? Je kan jezelf leren om te variëren.
Bepaal eerst voor jezelf welke voedingsmiddelen je eng vindt, bijvoorbeeld dat je een lijstje maakt met belegsoorten die je nog moeilijk vindt of tussendoortjes of groentesoorten of vleessoorten. Dan kan je per week doelen maken. Bijvoorbeeld deze week neem ik op 1 van mijn boterhammen een moeilijkere belegsoort. Of 1 maal per dag neem ik een moeilijker tussendoortje. Wat voor een iemand een moeilijk tussendoortje is, kan voor een ander juist een makkelijk tussendoortje zijn. Dit verschilt natuurlijk per persoon. Voor de een is kaas lastig en iemand anders vindt een tussendoortje met chocolade nog moeilijk. Je kan dit dan per week uitbreiden. Je kan de stappen die je maakt zo groot of klein maken als je zelf wilt. Maar belangrijk is om wel stappen te maken, anders kom je niet vooruit.
Op deze manier leer je je eetstoornis wat meer loslaten en leer je dat jij weer de controle krijgt over wat je eet en niet je eetstoornis. Je moet daarbij weer het vertrouwen krijgen dat er niets met je gewicht gebeurt als je een keer nootjes eet als tussendoortje in plaats van een mueslireep of dat als je een ander soort fruit eet dat je dit niet terug zal zien op de weegschaal. Bedenk dat variëren het eten ook weer leuker kan maken, want zeg nou zelf iedere dag diezelfde boterham of dezelfde avondmaaltijd dat wil je toch niet? En nu heb je weer een extra goede reden om wel te gaan variëren want zo eet je niet alleen lekkerder maar ook gezonder.
Geef een reactie