Sommige mensen houden van lekker koken en kokkerellen en proberen graag elke week andere receptjes uit. Andere mensen zijn niet echt van die keukenprinsessen en koken het liefste makkelijk en snel. Ikzelf ben eigenlijk meer zo’n laatste type, vaak heb ik het al druk genoeg met studeren, werken en andere dingen en heb dan echt geen zin meer om uitgebreid te koken. Echter, toen ik nog een eetstoornis had, was dit wel anders. Ik deed altijd zelf de boodschappen, stond erbij wanneer mijn moeder kookte en maakte graag lekkere dingen voor anderen klaar. Waarom deed ik dat eigenlijk?
Op mijn elfde begon bij mij de eetstoornis zich te ontwikkelen wat zich op verschillende manieren uitte. Het meest zichtbare was dat ik veel afviel, maar daarnaast werd ik op sociaal gebied ook veel oppervlakkiger, was vaker somber en, raar maar waar, ik stond vaak in de keuken.
Controle over mijn eten
Vanaf toen mijn anorexia begon, wilde ik altijd zelf boodschappen gaan doen en ik wilde zien wat mijn moeder voor mij klaarmaakte. Wanneer zij bijvoorbeeld de avondmaaltijd ging voorbereiden, stond ik er met mijn neus bovenop en controleerde of mijn moeder niet ‘te veel’ boter in de pan deed. Daarnaast moest alles zo naturel mogelijk, dus geen sausjes of andere lekkere smaken over de aardappels. Alles hield ik in de gaten…
Ook zat ik toen ik elf was natuurlijk nog op de basisschool, groep acht, en eigenlijk was het standaard ritueel wanneer ik tussen de middag thuiskwam er voor mij een lekker broodje klaarstond. Ook dit veranderde, ik vond dat mijn vader veel te veel boter op mijn broodje smeerde en ook veel te veel beleg erop deed. Vanaf nu zou ik wel mijn eigen brood smeren!
Verlangens naar eten
Ik controleerde dus graag wat ik voorgeschoteld kreeg en durfde ook eigenlijk niet uit eten te gaan, maar daarom stond ik niet alleen vaak in de keuken. Op het moment dat ik mezelf bijna alles ging verbieden, wilde ik er op de één of andere manier toch van kunnen genieten. Ik ging dus van allerlei lekkere dingen bakken en klaarmaken voor mijn ouders en vrienden, zodat zij dit konden opeten en ik er toch ook een beetje van kon meegenieten. Ik zag en rook de lekkere chocoladekoekjes en dat was voor mij genoeg. Het opeten was ten strengste verboden, want daarvan zou ik alleen maar dik worden.
Deze manier was voor mij een weg om te genieten van eten, maar tegelijkertijd was het best frustrerend. Ik dacht iedereen kan alles eten wat hij wil en wordt toch niet dik en ik kan nog geeneens een koekje per dag eten. Achteraf was dit natuurlijk grote onzin en kwam ik door mijn matige eetpatroon heel veel voedingsstoffen te kort, wat mijn lichaam niet ten goede kwam. Ik werd ten slotte opgenomen in een kliniek en leerde hier weer een normaal eetpatroon te ontwikkelen.
Ik leerde dat ik af en toe ook gewoon kon snoepen zonder meteen aan te komen en ik kon ook weer echt genieten van het eten van een lekker ijsje zonder mezelf schuldig te voelen. Daarnaast had ik echt geen zin meer om altijd bij mijn moeder in de keuken te blijven kijken en sprak liever met vriendinnen af. Dit zijn stappen geweest die ik echt niet in één keer heb gezet en waarvoor ik ook nog een aardig lange periode onder begeleiding bent geweest, maar het gaat erom dat ik niet meer dag en nacht aan eten dacht en in de keuken stond, maar dat mijn hoofd weer ruimte kreeg voor andere, veel leukere, dingen!
Herken jij jezelf in dit verhaal?
Geef een reactie