Herstellen van een eetstoornis is een pittig proces. And that’s an understatement. Het gaat niet over rozen, en zéker niet over een nacht ijs. En… het is elke stap meer dan waard. Inmiddels ben ik al een paar jaar volledig hersteld. Ik ben ontzettend dankbaar voor het leven wat ik nu heb. Ook ben ik dankbaar dat mijn eetstoornis mij hielp te overleven toen ik het nodig had. En voor alle wijze lessen die eruit voortgekomen zijn. Vandaag vertel ik je over vijf dingen die ik leerde tijdens mijn eerstoornis herstel.
1. Het gaat niet over eten
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: een eetstoornis gaat niet over eten. Wie het zelf ervaren heeft, weet dit al langer. Maar in de (therapeutische) wereld duurt het integreren van deze kennis allemaal wat langer. Veel behandelingen leggen nog de meeste nadruk op eten en gewicht. Bij mij werkte dat in elk geval averechts! Een eetstoornis is een fantastisch rookgordijn. Terwijl iedereen zich bezighoudt met wat jij (niet) eet of weegt, hoef je niet te praten over wat er echt aan de hand is. En als je zelf al je aandacht richt op de calorieën in een snoeptomaatje of in de zesde taartpunt die je naar binnen schuift, hoef je er zelf ook niet bij stil te staan. Afleidingsmanoeuvre geslaagd!
Waar het werkelijk om gaat, is teveel om in één zin te beschrijven. Achter het rookgordijn zit een hele wereld aan onvervulde behoeften, opgekropte emoties en alles verzwelgende angst. De weg naar herstel is als het afpellen van een ui. Met elke laag ontdek je iets nieuws. Het eerste wat ik leerde, was dat elk gedrag – hoe negatief het ook lijkt – een positieve intentie heeft. Dat brengt ons bij punt 2…
2. Een eetprobleem is geen probleem, maar een oplossing
De eerste keer dat ik aan mijn coach opbiechtte wat er zich achter gesloten deuren afspeelde, reageerde zij met: “Cool!” Ik was met stomheid geslagen. En er ging een wereld voor me open. Het was alsof ik al jaren aan een deur liep te trekken, die je eigenlijk moest duwen. Ik veroordeelde mezelf altijd om mijn gedrag. Ik was boos op mezelf. Ik schaamde me rot en hield alles zo goed mogelijk verborgen voor anderen. Mijn therapie had dit niet bepaald beter gemaakt. Daar leerde ik bepaald gedrag als ‘goed’ te bestempelen, en ander gedrag als ‘fout’. Op wilskracht moest ik dan andere keuzes maken. Als dat niet lukte, dan had ik zelf gefaald.
Vanuit de coaching werd er op een heel andere manier mee omgegaan. Ik werd uitgenodigd om mijn destructieve gedrag te omarmen en te benaderen vanuit nieuwsgierigheid. Opeens had ik ruimte om te onderzoeken wat het voor mij betekende. Ik ontdekte dat ik al mijn leven lang verhongerde, mentaal en emotioneel. Ik hunkerde naar verbinding met mezelf en met anderen. Maar de gedragspatronen en de beperkende overtuigingen die ik door een traumatisch verleden had opgebouwd, stonden mij in de weg om dit op een ‘gezonde’ manier te realiseren. De wereld voelde onveilig en ik zocht dekking achter mijn regels en routine.
Vanuit deze invalshoek bekeken, waren al mijn destructieve gewoonten eigenlijk heel slim. Onbewust vervulde ik via een omweg mijn behoeften. Zo kon ik overleven. Mijn problemen waren dus niet het probleem. Mijn ‘problemen’ waren juist mijn oplossingen voor het probleem. Wilskracht en logica alleen helpen je er niet van af. Sterker nog, ‘er vanaf willen’ is niet de meest handige insteek.
3. Focus op het opbouwen van het nieuwe, niet op het ‘afleren’ van het oude
Minder eetbuien hebben, minder depressief zijn, mijn afscheidsbrief verbranden…Vroeg je mij naar mijn wensen of doelen, dan vertelde ik je vooral wat ik niet (meer) wilde. Moest ik een positief doel formuleren, dan deed ik een halfhartige poging. “Ik wil gelukkig zijn” klonk wel positief, maar betekende eigenlijk ‘gelukkiger zijn dan nu’. Zo was ik alsnog gericht op wegkomen bij wat ik niet meer wilde. Sneaky! Mijn doelen hadden ook allemaal betrekking op de problemen die aan het oppervlak zichtbaar waren. En we weten (hoop ik) allemaal, dat dit slechts symptomen zijn. Met deze doelen kon ik iedereen (inclusief mezelf) om de tuin leiden. In therapie kwam ik hiermee weg. Ik wist precies wat mijn therapeuten wilden horen. Zo bleef ik aan het oppervlak en mijn échte issues bleven onderwater. Mijn coach prikte hier gelukkig doorheen.
Een veel gehoorde leus in de Mental Health wereld, is ‘blijf vechten’. Dat deed ik, tot mijn grote frustratie en wanhoop aan toe. Want hoe harder ik vocht, hoe verder ik verstrikt raakte in het web. Inmiddels heb ik geleerd dat alles waar je aandacht aan geeft, groeit. Samen met mijn coach richtte ik mijn aandacht op wat ik wél wilde. We keken ver buiten het kader van de eetstoornis en het herstel daarvan. Sterker nog, we hebben het vrijwel nooit over eten gehad. We hadden het over wie ik ben en wat ik wil. Wat belangrijk voor me is en hoe ik mijn leven wil leiden. We gingen op ontdekkingstocht langs alle kwaliteiten die ik al in me had, die ik kon inzetten om mijn doelen te bereiken. Ik zette de stappen, en alle onverwerkte emoties, beperkende overtuigingen en onvervulde behoeften die onderweg kwamen opborrelen konden we zo gelijk aanpakken. Het belangrijkste van dit alles: ik was 100% verantwoordelijk voor mijn eigen proces…
4. Ik ben verantwoordelijk voor mijn leven
De eerste keer dat ik in therapie ging, dacht ik dat het werkte als een soort oven. Je stopt er beslag in, en na een tijdje komt er op magische wijze een complete taart uit. Het duurde een jaar of tien voordat ik begreep dat die oven niet bestaat. In behandeling gaan betekent niet automatisch dat je even later as good as new de deur uit loopt. Niemand gaat jou fixen. Niemand gaat jou redden, behalve jij. Destijds geloofde ik dat alles mij overkwam. Ik voelde me net een balletje in een flipperkast. Iedereen stond op de knoppen te rammen, behalve ik. Ik schoot alle kanten op en hoopte maar dat ik goed terechtkwam. Vaak was ik dan ook ontevreden met waar ik terechtkwam, maar ik durfde er zelf niets aan te doen. Ik wist niet eens hoe. Het leven vond ik doodeng en mijn eetstoornis was een schijn-veilige grot waar ik me kon verstoppen.
Toen ik dat ontdekte, kwam het moment dat ik mijn angsten onder ogen moest komen. Mijn aandacht richtte ik op het ontwikkelen van de skills en bronnen die ik nodig had. Terwijl mijn veerkracht groeide, werd ik minder bang voor alles wat ‘onverwachts op mijn pad kon komen’. Ik ging zelf keuzes maken en stappen zetten. Mijn focus verschoof van wat mij overkwam, naar hoe ik ermee omging. Toen ik dat deed, begon ik mijn eetstoornis echt los te laten. Totdat ik het gewoon niet meer nodig had. Ik ben de enige die mijn leven hoeft te doen. Ik ben de enige die mijn leven KAN doen. Toen ik verantwoordelijk werd voor mijn proces, mijn geluk, mijn leven… toen begon mijn leven te veranderen. Dat heb ik niet alleen gedaan, maar ik heb het wel zelf gedaan.
5. Verbinding, verbinding, verbinding
Alle mensen op aarde hebben een aantal basisbehoeften. Zo hebben we allemaal behoefte aan zekerheid, maar ook aan variatie. Als weerloze, naakte mens hebben we de groep nodig om te overleven. Vandaar de behoefte aan verbinding, liefde, ‘erbij horen’. Tegelijkertijd willen we gezien worden, het gevoel hebben dat we belangrijk zijn, aandacht. Daarvoor moet je toch ook een beetje anders zijn dan de rest. En als we in die basis zijn voorzien, dan willen we ook nog groeien en een bijdrage leveren. Deze behoeften zijn universeel en zo fundamenteel voor onze overleving dat we er linksom of rechtsom altijd aan proberen te voldoen. Als het niet op een positieve manier kan, dan maar op een negatieve manier. Vandaar ook dat ik zeg: elk gedrag heeft een positieve intentie. Ook als de uitvoering negatief is.
Mijn eetstoornis was een destructieve manier om mijn behoeften te vervullen. Alle regeltjes en routines gaven me controle, ofwel zekerheid. Maar ook variatie, want spannend was het wel. Het gaf me een vorm van verbinding doordat ik innig contact had met lotgenoten. Het gaf me belangrijkheid omdat ik met mijn ziekte toch opviel, en allerlei vormen van aandacht kreeg. Onze basisbehoeften werken zijn ook als communicerende vaten. Kom je ergens tekort, dan ga je compenseren met de rest. Voor mij zat de crux bij ‘verbinding’. Dat vat was nagenoeg leeg, maar het vullen was voor mij nog niet mogelijk. Dat was te eng, te gevaarlijk. Dus compenseerde ik met meer belangrijkheid (altijd de beste proberen te zijn, opvallen, interessant zijn, zorgen dat ik ‘nodig’ ben) en zekerheid (controle). Een eetstoornis is natuurlijk een fantastische manier om dat voor elkaar te krijgen. Logisch dat ik ‘m nog niet wilde opgeven. Eerst moest ik mijn blokkade op verbinding oplossen.
Die blokkade was er natuurlijk niet voor niets. De muren die mij in de weg stonden, hadden een functie. Ze waren dus ook niet van de ene op de andere dag afgebroken. Het begon met inzicht, maar dat alleen was niet genoeg. Het was een proces van oude emoties verwerken, overtuigingen veranderen, nieuwe vaardigheden leren en zelf stappen zetten. Ik leerde dat ik me nooit gezien of gehoord zou voelen, als ik zelf een masker bleef ophouden. Ik moest me kwetsbaar leren opstellen. Om dat veilig te kunnen doen moest ik ontdekken wie ik was, en grenzen leren hanteren. Daarvoor moest ik weer leren voelen en mijn emoties te beheren, in plaats van ze te beheersen. De muur brokkelde langzaam af en uiteindelijk kon ik druppel voor druppel dat vat gaan vullen. Zo hoefde ik mijn eetstoornis niet los te laten, ik zorgde gewoon dat er betere dingen voor in de plaats kwamen. Daardoor ging het loslaten vanzelf. Natuurlijk zou ik altijd kunnen kiezen om terug in die grot te kruipen. Het mooie is dat ik nu besef dat het mijn eigen keuze is… en ik heb het niet meer nodig.
Ik ben heel benieuwd welke dingen jij eventueel geleerd hebt in jouw eigen proces.
Welke wijsheid wil jij delen?
Geef een reactie