Hmmm, een lekker glaasje frisdrank met E952, E950, E331 en E211. Of een boterham met boter waar E471 en E200 in zit. Of een tomaat met E160d. “Wat?!? Stoppen ze tomaten nu ook al vol met die gekke E-nummers?!” hoor ik je denken. Je denkt misschien dat het gebruik van die E-nummers uit de hand gelopen is en bovendien hartstikke ongezond is, maar dat valt allemaal wel mee.
Een tijdje terug ging ik met een vriendin naar een voorlichtingsdag van de studie levensmiddelen-technologie. Zij wilde dat misschien gaan studeren. De hoogleraar die de voorlichting deed vroeg aan wat mensen uit het publiek of zij op het etiket keken van de voedingsmiddelen die ze kochten, en waar ze dan op letten. Na wat mensen die calorieën, vetten of koolhydraten noemden werd opeens die vraag aan mij gesteld. “E-nummers…” stamelde ik. De hoogleraar begon wat te lachen en vroeg aan de rest van het publiek wat zij van die E-nummers vonden. De meeste mensen vonden het maar troep.
Soms worden er stoffen toegevoegd aan voedingsmiddelen, dit worden additieven genoemd. Volgens het voedingscentrum worden ze aan je eten toegevoegd om de kwaliteit er van te verbeteren. Er zijn verschillende soorten additieven, waaronder kleurstoffen, glansmiddelen, zuurteregelaars, smaakversterkers, antiklontermiddelen, emulgatoren, ga zo maar verder. De Europese Unie vindt het belangrijk dat er geen rotzooi aan ons eten wordt toegevoegd en daarom worden de additieven gecontroleerd door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit. Vindt deze dat het additief niet veilig is, dan mag het in Europa niet aan het eten worden toegevoegd. Als het additief wel veilig is krijgt het een E-nummer. Dit E-nummer betekent dus dat het additief gecontroleerd en veilig is. Alleen maar goed dus! Ook wordt er dan vastgesteld hoeveel je van dit E-nummer binnen mag krijgen. De hoeveelheid E-nummer dat uiteindelijk in het voedingsmiddel terecht komt is veel lager dan deze vastgestelde norm, en is dus niet schadelijk voor je.
Geef een reactie