De gedachtes in je hoofd die ontstaan als gevolg van jouw eetstoornis zijn vaak niet kloppende en zeer destructieve gedachtes. Ze kunnen echter zo sterk zijn, dat je zelf gaat geloven dat ze de waarheid zijn. De gedachtes zijn er al als je wakker wordt en zijn er vaak nog steeds als je naar bed gaat. In veel gevallen gaan die gedachtes over niet te veel mogen eten en zo weinig mogelijk eten. Jouw eetstoornis heeft allemaal redenen bedacht waarom het beter voor je zou zijn om niet te eten en jij laat je hierdoor leiden. Als je beter wilt worden, als je wilt genezen van je eetstoornis en weer écht wilt gaan leven, dan zal je tegen die gedachtes in moeten gaan en er gedachtes en redenen tegenover moeten zetten.
Mij hielp de gedachtes “Wat levert niet eten me op over 5 jaar?” heel erg. Het antwoord was namelijk altijd: Niets. Zeker niet iets wat ik over 5 jaar graag zou willen bereiken. Met niet eten bereik je niets. Ik hoopte vroeger dat ik door niet eten wellicht de zorg zou krijgen waar ik naar verlangde, aandacht voor mijn ongelukkig zijn. Dat gebeurde nooit, want als er al aandacht of zorg was, dan ging dat met name over mijn gewicht en daar had ik helemaal geen behoefte aan. Het is dus belangrijk om een aantal standaard gedachtes paraat te hebben als je eetstoornis weer eens tegen je schreeuwt dat je beter niet of weinig kan eten. In deze blog kom ik hiervoor met een X suggesties. Heb je andere goede gedachtes en redenen, laat die dan gerust even achter in de reacties. Hier help je andere mensen weer mee.
1. Wat levert me dit over 1 – 5 jaar op?
Zoals ik in de inleiding al schreef is dit een vraag die mij erg hielp op de momenten dat ik twijfelde of ik wel of niet goed zou eten. Ik bedacht dan bij mezelf wat ik over een jaar en 5 jaar allemaal wilde bereiken en waar ik in het leven wilde staan. Ik wilde graag een partner en een leuk huisje en een baan waar ik me blij zou voelen. Bij al de dingen die ik graag wilde, hoorde geen eetstoornis. Niet eten zou me dus niets opleveren dat ik wilde bereiken. Ik voelde me ongelukkig en wilde dat dit veranderde. Ik wilde gelukkig worden. Door te vluchten en me te verstoppen in het niet eten zou ik me enkel ongelukkiger gaan voelen.
2. Zonder eten geen prestaties
Ik was vroeger, en nog steeds wel, best perfectionistisch. Ik was ambitieus en wilde graag allerlei dingen bereiken. Op school deed ik mijn best om hoge cijfers te halen en werkstukken werkte ik tot in de puntjes uit. Presteren en trots zijn op hetgeen ik bereikte was erg belangrijk voor me. Op de momenten dat ik twijfelde of ik niet of wel wilde eten, dacht ik daarom soms na over deze zaken. Zou ik door niet te eten meer kunnen bereiken of beter kunnen presteren? In de meeste gevallen kon ik mezelf dan wel overtuigen van het feit dat niet eten er enkel voor zou zorgen dat ik slechter ging presteren en minder zou bereiken. Tijd om wél te eten dus. 1 – 0 eetstoornis!
3. Eten hangt niet af van mijn humeur
Mijn humeur bepaalde vroeger enorm of ik wel of niet goed zou eten. Werd ik wakker met een slecht humeur en een gewicht dat me niet beviel dan liet ik de eetstoornis gedachtes winnen. Soms hielp het me om dan de dag ervoor al te bepalen dat ik sowieso een bepaalde lijst zou gaan eten, ook al voelde ik me slecht. Jezelf afvragen of je het wel/niet eten laat beïnvloeden door je humeur is een goede. Wat je humeur ook is, je lichaam heeft eten nodig. Je lichaam heeft niet minder eten nodig als je een slecht humeur hebt.
4. Eten is niet het probleem
Is eten werkelijk het probleem? Als ik mezelf die vraag vroeger zou stellen, dan zou het antwoord nee zijn. Mijn eetstoornis is nooit ontstaan omdat ik het moeilijk vond om te eten, omdat ik eten niet lekker vond of omdat ik mezelf te dik vond. Gaat niet eten mijn problemen dan oplossen? Nee.
5. Niet eten zorgt voor irritaties
In het begin had ik dit nooit zo door, maar toen ik weer beter ging eten merkte ik ook dat mijn stemming positiever werd. Door het slechte, ‘veilige’ en eenzijdige eten ben ik sowieso erg somber geworden. Bovendien was ik sneller geïrriteerd en voelde ik daarnaast de fijne emoties ook minder. Bij twijfel of je wel of niet zal eten, onthoud dat je stemming alleen maar slechter zal worden door het niet eten. Misschien voel je je even fijn en trots omdat je niet hebt gegeten, maar een paar uur later zal dit worden overspoeld door ander soort emoties.
6. Is dit waar ik aandacht voor wil?
Zoals ik in de inleiding al schreef wilde ik graag aandacht voor mijn problemen. Ik was ongelukkig en wist niet hoe dit te veranderen. Ik wilde graag dat iemand mij zag en me zou helpen. Niemand zag echter dat ik ongelukkig was en dus dacht ik dat ik door weinig te eten wel zichtbaar zou worden. Het duurde jaren voordat ik hierdoor een beetje zichtbaar werd, maar het enige waar ik toen aandacht voor kreeg was mijn gewicht en het zo snel mogelijk herstellen van mijn gewicht. Ik had veel beter jaren ervoor op een constructieve manier aandacht kunnen vragen voor mijn werkelijke problemen. Twijfel je of je zal eten, vraag jezelf dan af in hoeverre je aandacht wil voor het slechte eten en op welke manier je beter aandacht zou kunnen vragen voor je problemen.
7. Beter voor mijn sociale contacten
Hoe slechter en minder ik at, hoe meer ik me isoleerde van mijn omgeving. Met iemand samen eten wilde ik niet meer, ergens onverwacht naar toe gaan kon niet, want stel dat er eten aanwezig zou zijn… Het weinige eten zorgde bovendien voor een negatieve stemming en meer moeite om sociaal en spontaan te doen. Alles kostte me zoveel energie. Tegelijkertijd voelde ik me heel eenzaam en wilde ik heel graag vrienden om me heen… Twijfel je of je zal gaan eten, denk dan na over welke gevolgen dit heeft nu en op termijn op jouw vrienden en andere sociale contacten. Is dat wat je wilt?
8. Mijn lichaam in de toekomst
Toen ik rommelde met eten was ik nooit bezig met de gevolgen voor mijn lichaam. Ik dacht dat het allemaal wel mee zou vallen, dat mij weinig zou overkomen en dat mijn lichaam wel sterk genoeg. Een domme en naïeve gedachte. Na een tijd met regelmaat te hebben overgegeven kwam ik bij de tandarts. Ik had toen nog 0 gaatjes. In één klap had ik toen 5 gaatjes. Een tijd ervoor was ik twee jaar lang niet ongesteld geweest. Of dit nu invloed heeft op mijn vruchtbaarheid is niet duidelijk, maar als ik me dit eerder meer had beseft, had ik nog wel wat beter nagedacht bij de vraag: Zal ik vandaag wel/niet voldoende eten? Vraag jezelf dus af of dit risico het waard is.
9. Wie inspireert mij?
Wat mij tenslotte hielp is nadenken over wie mij inspireerde. Zo inspireerde Oprah Winfrey me in die tijd heel erg. Juist omdat ze zo succesvol is én niet altijd even perfect dun was. Ik vond het fijn om te zien dat je geen perfect matje hoefde te hebben om ‘te slagen’ in het leven. Twijfelde ik of ik die dag wel of niet goed ging eten, dan kon aan haar denken me soms helpen in het maken van een gezonde keuze.
10. ….en nu jij!
Nummer 10 heb ik open gelaten, omdat ik graag van jou hoor welke gedachtes of vragen jou helpen om NEE te zeggen tegen jouw eetstoornis.
Geef een reactie