Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Dit spreekwoord is eigenlijk een waarschuwing dat je soms stevig in moet grijpen om een probleem op te lossen. Als je dat niet doet en op een ‘zachte’ manier te werk gaat, dan wordt het probleem misschien juist alleen maar erger. Dit is iets wat eigenlijk heel erg op mij en de therapie voor mijn eetstoornis van toepassing was.
Ik heb veel verschillende vormen van therapie gehad, maar geen enkele therapie was voor mij in eerste instantie eigenlijk een succes. De eetstoornis leek juist alleen maar erger te worden. Er werd altijd heel begripvol op mij gereageerd en iedereen was erg meelevend, maar daar had ik eigenlijk niet zoveel aan. Ik had duidelijke grenzen en afspraken nodig.
De therapie die ik in het buitenland heb gevolgd, was anders. Er werd op een heel andere manier met mij omgegaan dan dat ik was gewend. De allereerste dag moesten wij een contract tekenen dat we niet zouden gaan ‘rotzooien met eten’. Ik zou gewoon moeten eten wat er op tafel werd gezet en er werd hier niet moeilijk over gedaan. Dit was al anders, want tijdens de andere behandelingen werd er aan één stuk door moeilijk gedaan over eten tijdens de eetmomenten en leek er daar ook eigenlijk altijd wel ‘begrip’ voor te zijn. De achterliggende gedachtegang bij deze therapie was dat het heel normaal is om te eten, dat eten nodig is voor herstel en dat we ons niet zouden kunnen verschuilen achter onze ‘eetstoornisgedragingen’.
Dit was nieuw, maar het werkte voor mij wel. Waar ik me voorheen gedroeg als een echte eetstoornispatiënt kon en mocht dat daar niet. Dat was fijn, want daardoor was ik veel minder bezig met de soort concurrentiestrijd die ik voorheen wel altijd voelde. Bij mijn andere therapie was het namelijk altijd de strijd wie het meest ziek was, wie het minste at, wie het dunste was en wie zich het meest als een eetstoornispatiënt gedroeg en dus ook de meeste aandacht kreeg. We hadden nu gewoon duideijke regels en daar moesten we ons aan houden.
Dit ging op één moment heel erg mis. Zoals ik in een eerdere blog al schreef, nam de spanning bij mij heel erg toe toen ik weer bijna terug naar Nederland ging. Ik vond het doodeng en dit resulteerde direct in eetgestoord gedrag. Het eten ging namelijk echt goed in het buitenland. Zonder gezeur at ik en de spanningen rondom het eten waren zo goed als weg. Tot het moment kwam dat we één van de laatste dagen een ijsje kregen als toetje. Dat was iets waar ik me tijdens mijn eetstoornis ontzettend druk over kon maken. Die avond kon ik er eigenlijk best wel weer van genieten. Zonder me als een echte eetstoornispatiënt te gedragen at ik het ijsje op. Tot de volgende dag aanbrak. Tijdens het ontbijt hadden ze het ‘veilige’ beleg weggehaald. Het ijsje van de avond ervoor wat een trigger om weer terug te vallen in mijn oude eetstoornisgedrag. Ik wilde het ijsje compenseren, maar dat kon dus niet meer en dat voelde op dat moment verschrikkelijk.
Ik had verwacht een gesprek te krijgen over wat er die ochtend tijdens het ontbijt was gebeurd. Dat ik uit had moeten leggen waar mijn gedrag vandaan kwam, maar dat men echt heel goed begreep dat het ook lastig was om ‘moeilijk beleg’ op brood te moeten aangezien ik de vorige avond nog een ijsje had gegeten. Men zou zeggen dat ze het knap van me vonden dat ik het toch had gedaan ongeacht hoe moeilijk ik het vond. De volgende maaltijden zou iedereen mij extra steunen, omdat ik het moeilijk had met eten. Iedereen zou eigenlijk volledig in mijn eetstoornis meegaan.
Precies het tegenovergestelde gebeurde eigenlijk. Ik werd ontzettend hard aangesproken op mijn gedrag tijdens het ontbijt. Ik weet nog zó goed wat er toen tegen mij werd gezegd: ‘Wij gaan niks meer voor jou doen als jij zo doorgaat met dit idiote gedrag. We hebben afgelopen weken keihard gewerkt en de eerste kans die je krijgt begin je meteen weer te ouwehoeren over eten. Zolang jij blijft knokken en normaal blijft doen met eten, dan laten wij jou niet vallen, maar dan moet je dit wel doen’. Dit kwam hard binnen. Zo had iemand nog nooit tegen mij gesproken.
De begeleiding snapte mijn reactie wel, maar tegelijkertijd lieten zij mij inzien dat dit ook een ‘makkelijke’ reactie van me was. Er werd mij uitgelegd waar mijn gedrag vandaan kwam. Ik vond het eng om weer naar huis te gaan en ik wist niet hoe ik daar op een normale manier over kon communiceren. Ik liet het dus zien door moeilijk te doen over eten. Het is namelijk makkelijk om weer terug te vallen in eetgestoord gedrag als je nog niet helemaal weet hoe je bijvoorbeeld om hulp kan vragen. Eetgestoord gedrag was ik namelijk gewend, om hulp vragen niet.
Tijdens deze therapie werd ik vaker aangesproken op het eestoornisgedrag dat ik vertoonde. Dit opende mijn ogen. ‘Iedereen kan alles voor jou doen. Vormen van therapie, gesprekken met je aangaan, je helpen bij van alles en nog wat, maar als jij voor de eetstoornis blijft kiezen en de dood in wil gaan, dan gaat dat gebeuren.’ Het werd mij duidelijk dat iedereen wel van alles bij mij kon proberen qua hulp, maar ik was degene die daar iets mee zou moeten doen. Alleen ik kon uiteindelijk voor verandering zorgen bij mezelf en niet de mensen om mij heen. Ik had echt iemand nodig die dit tegen mij durfde te zeggen, want eerder kon ik het niet zo zien. Ik besefte ineens dat ík het moest doen en niet iemand anders.
Het grote verschil was dus dat deze behandeling veel directer naar mij was en de eetstoornis totaal geen ruimte gaf. Er werd niet meegegaan in mijn eetgestoorde gedrag. Ik werd er direct op aangesproken en op mijn verantwoordelijkheid gewezen. Ik denk dat het belangrijk is dat een behandelaar liefdevol is, maar ook kan confronteren en je durft te raken. Aan iemand die alleen maar begripvol is en bij wie je eigenlijk alle grenzen voorbij kan gaan, heb je niet veel. De eetstoornis krijgt dan alle ruimte en wordt alleen maar erger. Iemand die juist alleen maar hard is en geen begrip voor jou lijkt te hebben, is weer het andere uiterste. Dat schrikt alleen maar af waardoor je misschien nog minder durft te vertellen. De balans daarin is daarom denk ik van groot belang.
Fotografie: Valentin Ottone
Wat zijn jouw ervaringen met een wat ‘hardere’ aanpak?
Geef een reactie