Zelfbeschadiging als competitie

Het was mijn eerste avond op de jeugdafdeling van een psychiatrische kliniek. Ik was immens zenuwachtig en liep er wat verloren bij. Uiteindelijk raakte ik aan de praat met een mooi, roodharig meisje. Ze vroeg niet wie ik was, maar wel wat de reden van mijn opname was. Ik noemde kort de redenen van mijn opname, ietwat beschaamd. Toen ik het woord ‘zelfbeschadiging’ uitsprak, veranderde haar mimiek.

Ze vroeg onmiddellijk of ik mijn armen kon laten zien. Ik vond dit een heel ongepaste vraag, maar ik was 16 jaar oud; een beïnvloedbare puber. Dus ik schoof mijn mouwen wat omhoog. Het voelde alsof ik naakt was, zonder de lange mouwen waaronder ik mijn geheimen schuilhield. Onmiddellijk reageerde de groepsgenoot met: “Dat valt wel mee, bij mij is het veel erger.” Toen kreeg ik de indruk dat zelfbeschadiging een competitie was. En dat gevoel zou jaar na jaar groeien.

In de klinieken waar ik verbleef, merkte ik vaak dat iedereen ‘de ergste’ wilde zijn. Naast onder andere eetstoornissen ook op vlak van zelfverwonding. Het leek alsof velen zich wilden bewijzen door ‘de ergste’ te zijn. Werd er iemand met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht? Dan leken velen jaloers te zijn. Zelfbeschadiging vormde een eigen leven, een eigen identiteit. Alsof jezelf pijnigen de houvast was op een hele steile trap. Een evenwicht op een wankel pad.

Op den duur verplaatste de competitie zich ook deels naar het online gebeuren. Zo is er de alom bekende ‘recovery-community’ op Instagram, waarbij ik vaak vraagtekens zet. Gaat dit om ‘recovery’ of eerder om ‘tonen hoe erg het is’? Zoekt men steun om beter te worden, of wil men laten zien hoe het met ze gesteld is? Ziek zijn mag geen wedstrijd worden. Zelfverwonding zou geen status teweeg moeten brengen.

Wat ik me afvraag is: wil je wel de ergste zijn? Wil je wel de littekens die ik nu heb? Wil je dat de sporen van deze competitie je hele leven zichtbaar zijn? Is het voor iemand helpend om selfies online te zetten waarop er nog ‘net’ een stukje arm te zien is, om toch nog een stukje te tonen aan de wereld? Wil je je identiteit echt beperken tot je eigen vernietiging? Je bent zoveel waardevoller dan dat.

Om terug te komen op het gesprek tijdens mijn eerste avond in de psychiatrische kliniek: neen, het valt niet mee. Iedere vorm van zelfverwonding is ernstig, ongeacht de ernst van de verwondingen. Er is niet iets als ‘lichte zelfbeschadiging’. Want het blijft vreselijk om de drang te voelen. Om te leven met zo’n walging tegenover jezelf. Wees alsjeblieft niet de ergste. Wees jezelf. Wees lief voor jezelf. Want dat verdien je.

Irene

Geschreven door Irene

Reacties

10 reacties op “Zelfbeschadiging als competitie”

  1. Herken dit wel heel hard. Ben veel en lang opgenomen geweest en als 1 iemand naar spoed moest dan was het gegarandeerd dat verschillende anderen zich ook pijn zouden doen die avond. En als er iemand binnenkwam met een ander soort zelfverwonding dan waren er altijd anderen die het ook op die manier gingen doen. Echt verschrikkelijk irritant en het geeft je als ‘voorbeeld’ een super slecht gevoel want je wilt natuurlijk helemaal niet dat iemand je destructieve gedrag overneemt. Heb me hier heel vaak schuldig voor gevoeld terwijl ik er niets aan kon doen.

  2. Erg sterk geschreven! "Wil je je identiteit echt beperken tot je eigen vernietiging?"… die raakt me en ga ik onthouden 🙂

  3. Super goed geschreven!!!Vreselijk dat het helaas echt vaak zo gaat in allerlei klinieken 🙁

  4. goed geschreven!

  5. Raar dat je dat meteen moest laten zien. Gaat vooral om de achterliggende problematiek en minder om het het eruit ziet. Als het om competitie gaat, gaat het ook teveel over die buitenkant.

  6. Goed geschreven! Helaas ook erg herkenbaar..

  7. Helaas erg herkenbaar.
    In de kinderpsychiatrie was dit een, voornamelijk op gesloten afdelingen voorkomend, probleem.
    Binnen volwassenpsychiatrie werd het in deeltijd vaak vermeden, maar zo 1 op 1 werd er wel vaak aandacht aan besteed en was het vooral een "je moet niet zeuren als je niet op de SEH geweest bent".
    En online fora en chats…ow waar moet ik in hemelsnaam beginnen met vertellen?!?
    Online fora en chats hebben zeker hun charme, geven een anonieme basis voor je problemen en kunnen zeer zeker goed helpen in het herstel van iemand.
    Echter heb ik ook gemerkt dat als het niet zo goed met iemand ging dat diegene gelijk alle aandacht kreeg waardoor je ook in je eigen denken negatiever werd omdat je toch eigenlijk ook wel verlangde naar gewoon een gesprek met iemand, even niets hoeven uitleggen aan onbekenden die alleen maar een oordeel hadden(IRL) en je ook zo graag gezien wou worden.
    Dat je je hierdoor slechter ging voordoen dan het werkelijk was, maar ook dat je je ES of AM meer ruimte gaf dan gezond voor je was was al gauw een bijkomend verschijnsel.
    Ik moet dan ook zeggen dat sinds ik nagenoeg inactief op het forum en de chat van proud ben dat ik mij hier beter bij ben gaan voelen, meer rust heb gecreëerd en er ruimte is voor andere dingen dan alleen de online wereld van lotgenotenschap.
    Het is zelfs zo dat ik nu onder begeleiding van een diëtiste aan het afvallen ben, met als kanttekening dat dit allemaal op een gezonde wijze moet gebeuren om terugvallen in eetstoornissen te voorkomen.
    En wat betreft mijn huidige eetproblemen en lotgenotencontact…dat is er niet meer ondanks dat ik hier eigenlijk wel behoefte aan heb.

  8. Raak verwoord. Eens dat het steeds vaker een ding lijkt, hoe erg was/is het? Alsof het geen prestatie is als je er dan uit bent gekomen. Hrt is altijd een prestatie en overwinning zelfbeschadigend gedrag achter je te laten of dat nou rondom eten of anders is. Je hebt altijd recht op herstel en het respect daarvoor verdiend.
    Laten we dat ajb niet verschuiven naar je hebt pas recht op herstel en respect daarvoor als je de ‘ergste/zwaarste’ geval ergens in bent geweest!

    Focus on the positive

  9. Het was ook de eerste vraag die ik kreeg de eerste dag in de eetstoorniskliniek. En dat was voor volwassenen. Dat ik blij moest zijn dat het niet zo zichtbaar was op mijn armen. Het voelde heel ongemakkelijk en ik voelde me gelijk een enorme aansteller. Gelukkig ben ik deze situatie in latere behandelingen en in de kinderpsychiatrie nooit tegen gekomen. Merk wel dat er een heel groot verschil is in hoe er door behandelaars naar gekeken wordt en hoeveel je er in een groepstherapie over mag praten. Soms is dat wat verwarrend.

  10. heel mooi geschreven, helaas zo jammer dat er nog steeds zo gedacht wordt, hoewel ik zelf heb gemerkt dat hulpverleners zelf ook erg stigmatiserend waren waardoor het nog extra in stand werd/ wordt gehouden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *